Kunstbezuinigingen

De gewone man en de kunsten

10 Oktober, 2010

 

In NRC-Handelsblad van zaterdag 2 oktober beweerde kunsteconoom Pim van Klink dat in het huidige elitaire cultuursubsidiesysteem de smaak van de gewone man niet aan bod komt. Dat is de gotspe van het decennium! Onze cultuur wordt overspoeld door de smaak van ‘de gewone man’, op tv, in de theaters, op de concertpodia, in de boekhandels, op internet, anywhere. Nooit eerder in de geschiedenis werd de stem van zo’n brede laag van de bevolking in de kunsten gehoord en gerepresenteerd. Nooit tevoren was het kunstaanbod voor zoveel mensen zo divers en zo toegankelijk als nu. De gewone man kan tevreden zijn. 

Vanwaar dan die ijver in kringen van de nu aantredende regering en zijn politieke achterban om radicaal te kappen in de overheidssteun voor de kunsten? Om die te begrijpen moet je eerst de verhoudingen goed zien: Berenschot becijfert de jaaromzet van de gehele cultuursector in Nederland op zo’n 35 miljard euro. De overheid draagt daar via cultuursubsidies direct een klein miljard aan bij. Op die al marginale bijdrage wil de nieuwe coalitie 200 miljoen bezuinigen. Economisch gezien is die korting op het geheel van de cultuurmarkt vrijwel te verwaarlozen, maar qua omvang is hij ruïneus voor de zwakkere sectoren van die markt. Daarvoor was die cultuursubsidie nu juist in het leven geroepen, om de diversiteit van de kunsten te beschermen tegen de vervlakkende werking van de markt. Ook de bijdrage van die 200 miljoen aan de taakstelling om 18 miljard op de totale rijksbegroting te bezuinigen is marginaal. 

De karikaturale grootte van de voorgenomen bezuiniging op de kunsten – relatief een veelvoud van die voor andere sectoren –, en het ontbreken van zinnige economische of budgettaire redenen ervoor, geeft aan dat het over iets anders gaat dan die paar miljoen die het oplevert. Het is klassieke symboolpolitiek, die is terug te voeren op het triomfalisme waarmee ‘rechts’ nu zijn vingers aflikt boven de barbecue die het van ‘linkse hobby’s’ gaat maken. Toegegeven, het waren in de afgelopen eeuw vooral sociaal-democraten die ‘de verheffing’ van 'de gewone man' voorstonden, door hem toegang te willen verlenen tot sectoren van de cultuur en het onderwijs die voorheen alleen voor de rijke elite openstonden. En dat vooral de experimentele kunsten het nu gevaarlijke odium van ‘links’ hebben gekregen is vermoedelijk ook te wijten aan het archetypisch ontregelende ervan. Experimentele kunst bekritiseert bestaande conventies, lapt ze aan zijn laars en verzint ongeziene en soms shockerende alternatieven. Ik kan de voorgenomen bezuinigingen dan ook niet anders zien dan als een teken van wraak op het onbegrepene, het verontrustende. De nieuwe politieke constellatie is dringend op zoek naar zekerheid, naar bevestiging van zijn eigen identiteit en overtuigingen, naar een eenduidige definitie van wat ‘gewoon’ is. Daar past een kunstsector die bestaat bij de gratie van kritisch onderzoek naar culturele zekerheden – de eigen en die van 'de gewone man' – evenmin bij als kopvodden. Beide staan voor een normafwijking die als bedreigend wordt ervaren en dus afgeschaft moet worden. 

Maar die experimentele, ontregelende kunst jaagt de ontwikkeling van het gehele kunstenveld aan, van superelitaire tot hoogstpopulaire kunsten. Die kunst is, in hedendaags bedrijfsjargon, het research & development department van de cultuur. Het is een essentiële marge van de cultuur, die alleen gedijt buiten de tucht van de markt, om dezelfde reden dat productontwikkeling niet in winkels, maar in laboratoria plaatsvindt. In vergelijking met gebruikelijke R&D budgetten in de innovatieve industrie besteedt de overheid er een schijntje aan: een half procent van de totale rijksbegroting. Toch zitten we cultureel gesproken voor dat dubbeltje op de eerste rang: Nederland heeft internationaal een uiterst sterke positie op het gebied van de innovatieve kunsten: onze architecten, ontwerpers, musici, dansers en beeldend kunstenaars behoren tot de wereldtop. 

Er zijn dus noch economische, noch budgettaire, noch cultuurinhoudelijke redenen om op de subsidiëring van de kunsten in Nederland te bezuinigen, laat staan om in het cultuurbudget dieper te snijden dan elders. De enige reden om te hakken in de cultuursubsidies is puberale symboolpolitiek. Lekker leuke dingen van linkse mensen afpakken! Maar kunst is niet links, en de gedachte dat linkse mensen meer van kunst zouden houden dan rechtse is beledigend voor rechts, en voor 'de gewone man'. Alsof een gewoon hardwerkend mens geen oog voor het ongewone zou hebben; alsof hij het nut van trial & error niet kan zien; alsof hij niet kan begrijpen dat succes gebaseerd is op onderzoek. Er is een direct verband tussen populaire kunst en kunst die alleen ingewijden boeit, net zoals er een direct verband is tussen onafhankelijk onderzoek en markgerichte productie. Dat verband ontkennen leidt tot stagnatie en tot een verarming van de samenleving. Zonder het R&D department dat de experimentele kunsten zijn, verstart de cultuur. Dat is misschien gezellig – alles is bekend, veilig en vertrouwd, en er verandert niks – maar het levert een cultuur op die met zijn rug naar de wereld staat en in die houding verkrampt.




max bruinsma