in: Addmagazine
03/2006

René Knip

de Letterbouwer


'Laundry Sans' voor Stedelijk Museum, 1999

In de hedendaagse typografie woelt het van de doe-het-zelvers, de letterknutselaars die geen geduld hebben om, zoals de oude vakmensen, een decennium of langer aan een compleet font te schaven, inclusief ligaturen, uitputtend pi-font, eigen cursieven, vetten en half-vetten, alles in een reeks van corpsen. Sla een willekeurige website op, of een hip magazine, en je ziet ze, de zelfgebastelde letters die de titel of de brand cachet geven, zonder dat er een heel font achter zit.

René Knip is een knutselaar, laat dat duidelijk zijn, maar geen gewone. Zijn eerste font was een zorgvuldig getekende schreefletter, duidelijk geïnspireerd op de Albertina, het levenswerk van zijn typografische leermeester in Breda, Chris Brand. Dat vroege font, echter, is het enige echt klassieke letterbeeld dat ik doorheen Knips nu 15-jarige carrière van hem heb gezien. Al zijn andere letters zien er op het eerste gezicht geknutseld uit. Maar let wel, niet omdat er in Fontographer lustig op los is gespeeld, maar omdat ze het werkelijk zijn: getekend, geknipt, gesneden, gelast, gesmeed, gefreesd, gegoten, geschroefd... René Knips letters hebben een zwierige charme die het product is van zijn liefde voor de lettervorm en die voor het materiaal waarin hij wordt uitgevoerd. Beide liefdes inspireren elkaar, met als resultaat typografische ontwerpen die onmiskenbaar eigen zijn en getuigen van een groot inzicht in de essentialia van de typografie.


gegoten aluminium huisnummers vooor Merkx & Girod architects, 1999

Eigenlijk is René Knip heel ouderwets; in hem komt via de vrije ontwerper, ondersteund door de academisch erudiete typograaf, de oude ambachtsman terug. De man van het metaal, de steen, het hout. Knip zelf zegt het eenvoudiger: “Ik dacht na Chris Brand: ik kan een letterontwerper worden, maar ik voelde me niet zo thuis in de echte typografenkringen. Mijn letters zijn niet boektypografisch. Ik ben veel te ongeduldig om jaren te zwoegen op een letter die zich voegt naar het leesgedrag dat we na eeuwen gewend zijn. Ik ben geen monnik. Nou ja, een monnik op een paard in het bos...”

Knip kijkt naar letters als objecten, plat of gevuld, maar altijd ruimtelijk. Of hij voor papier ontwerpt, zoals in zijn affiches voor het Concertgebouworkest of voor boekomslagen, of in drie meter breed lasergesneden staal, zoals voor een school in Rotterdam, zijn letters zijn een functie van hun ruimtelijke omgeving. De manier waarop ze in elkaar overlopen, elkaar dragen, of overeind blijven tegen de lucht eromheen is voor Knip niet bijzaak, maar een essentie van het ontwerp: zonder een stevige dragende constructie dondert het om. Dat is natuurlijk een fundamenteel principe van de typografie, maar Knip neemt dat op een heel eigen manier letterlijk. Bij die Rotterdamse schoolletters, bijvoorbeeld, is de bevestiging als integraal onderdeel van de lettervorm ontworpen: Waar komen de schroeven? Hoe ziet het frame eruit dat al dat gewicht moet dragen? Hoe wordt dat natuurlijk deel van de totale vorm?


'fire basket', gebr. Knip, 2001

“Aan een 3D letter kun je schaven en schuren,” zegt Knip, “Er zijn geen regels voor, je komt al werkend op een monumentale vorm. Je bouwt, het is architectonisch.” Samen met zijn broer, industrieel ontwerper Edgar Knip, maakt hij als ‘Gebr. Knip’ ook echt ruimtelijke objecten, vaak met letters of cijfers als dragers. Een mooi voorbeeld is de fire basket, een vuurkorf ofwel een portable kampvuur van laser-gesneden staal dat de felste vlammen bijeen houdt achter 24 woorden die “als 1-woords gedichten een relatie met vuur leggen.” Het flakkerende vuur zal de woorden voor degenen die zich er starend aan warmen aaneenrijgen tot een gloeiend poëem.

Ruimte is Knips materiaal, eigenlijk meer dan de lettervorm zelf. Het gaat om het teken, om het handschrift dat als een tastbare laag over de werkelijkheid wordt gelegd – Knips schrift zweeft er niet als metatekst boven. In bijvoorbeeld zijn ‘geschreven graf’ omzoomt de tekst, handschrift gestold in gesneden staal, de laatste rustplaats. Zelden is zoiets ongrijpbaars als de herinnering, niet alleen aan, maar van een gestorvene zo tastbaar gematerialiseerd. De vorm, echter, laat de bezoeker die er gevoelig voor is ook weten dat de essentie vervlogen is. De schijnbaar lege ruimte tussen de letter- en woordfragmenten. Ook dat, zegt Knip, heeft hij geleerd bij Brand: “Het gevoel voor het wit in en tussen de letters, de materialisering van het immateriële. Dat zijn elementen die er ogenschijnlijk niet zijn, maar die de perceptie sturen, de pauzes. Het geheim zit in de pauzes.”

 


affiches voor Concertgebouworkest, 2004/2006

Concertgebouworkest
Voor het Koninklijk Concertgebouworkest (KCO) werd Atelier René Knip gevraagd een seizoensbrochure te ontwerpen. Hij stelde voor de zaak uitsluitend typografisch vorm te geven – de grote hoeveelheid informatie verdroeg in zijn analyse geen routineuze plaatjes van vioolsleutels en zwetende muzikanten: “Geef de informatie de hoofdrol.”
Knip ontwierp een eigen all caps lettertype voor KCO en kon natuurlijk de verleiding niet weerstaan om dat toe te passen in het ontwerp voor een serie affiches, waar de opdrachtgever niet om had gevraagd. Een huisstijl hadden ze ook al, dus het was helemaal niet de bedoeling dat hij ook dat aspect onder handen nam. Knip liet een paar affiches op A0 uitdrukken, “overviel” zijn opdrachtgever, en the rest is history: Amsterdam hangt dezer dagen weer vol met de intussen zeer herkenbare posters waarop uitsluitend Knips letters staan.

“Ontwerpers mogen wat mij betreft best wat meer initiatief hebben, hun opdrachtgevers confronteren. Die zeggen dan, maar dat hadden we niet besteld! Toch vind ik die houding leuk. Natuurlijk moet je een opdracht niet uitsluitend voor je kunstenaarschap gebruiken. Je neemt degene die je betaalt serieus. Ook al ruzie je wel eens wat, het moet altijd bruikbaar zijn voor de opdrachtgever. Het is een dialoog waarin, in mijn geval dan, het aandeel monoloog vrij groot is.”
“De KCO letter heeft een Hollandse, Amsterdamse trek. Een belangrijk gegeven was dat je het woord ‘Concertgebouworkest’ niet af mag breken; het Concertgebouw is een ander bedrijf, en dat moet niet verward worden. Het ‘koninklijke’ hebben we opgelost met een kroontje.”
Dat kroontje is uit oud typografisch materiaal samengesteld: 2 lijnen met nootaanduidingen uit de neogotische muzieknotatie – passend bij de thuisbasis en het repertoire van het Orkest. Even compatibel met de gebronsde reputatie van de opdrachtgever is de letter, en de manier waarop hij in de affiches wordt gebruikt: een stoer, architectonisch beeld. Het is een letter die zich makkelijk voegt naar verschillende woordbreedtes; niet onbelangrijk in affiches die de woorden ‘CONCERTGEBOUWORKEST’ en bijvoorbeeld ‘BACH’ op dezelfde breedte overtuigend moeten communiceren. Kleur en lijn zorgen voor een evenredige verticale geleding, met als resultaat affiches die in al hun letterigheid vaak meer ‘beeld’ zijn dan het meeste dat hen omringt.


affiche Afrikamuseum, 2006

Afrikamuseum
Vreemde totempalen begroeten de bezoeker van het Afrikamuseum in Berg en Dal. Bij nadere beschouwing blijken het letters te zijn, die langs het pad naar de entree het woord ‘WELKOM’ vormen. Het is een heel Knip-achtige manier om de ruimte te spatiëren. Zijn alfabet van decoratieve kapitalen, dat hij voor het museum ontwierp, is een intercultureel spel van Europese lettervormen en Afrikaanse motieven. Het is een sjabloonletter, duidelijk ontworpen om uitgesneden te worden in de stalen bewegwijzeringsborden in het gebouw en op het terrein. Maar ook in het drukwerk van het museum wordt hij meestal lichter gebruikt dan zijn achtergrond. De letter straalt met een animistische magie.


graf, 2005

Geschreven graf
Het doet een beetje denken aan graven zoals je ze op heel oude kerkhoven tegenkomt, met een laag maar sierlijk gietijzeren hekwerk rond het perk dat de grafsteen omzoomt. Geen steen op dit graf – de informatie die het graf wil geven staat, in Knips handschrift, in het lasergesneden hekwerk: de naam en levensdata van de gestorvene, en echo’s uit zijn leven.
“Het zijn flarden van herinneringen en namen. Kinderen, kleinkinderen, muziek, dieren waar hij van hield. Hij ligt daar, omringd door geliefde mensen en onderwerpen...”


Kubus kalender, Calff & Meischke, 2003

Kubus calender
Een papierblok van 12x12x12 cm laat langs zijn zijden uitgestanst het jaar zien: 2003. De bovenkant van elk van de 365 bladen toont de datum. Deze ‘scheurkalender’ voor drukkerij Calff & Meischke is misschien wel de meest complexe constructie die Knip ooit heeft gemaakt. 12 stansmessen, 12 kleurcombinaties, een geheel dat alleen een echte kubus wordt met de juiste papierdikte – een drukwerksculptuur die in elk detail getuigt van de poëtiek van een systeem.


Cuypers bank, gemeentemuseum Roermond, 2000

Cuypers type
In het voormalige woonhuis van P.J.H. Cuypers, de beroemde architect van het Rijksmuseum en het Centraal Station in Amsterdam, is nu het Gemeentemuseum van Roermond gevestigd. Voor dat museum maakte Knip een serie objecten (bar, katheder, bank) waarvoor hij een op Cuypers’ negentiende-eeuwse neogotische esthetiek geïnspireerde letter ontwierp. Op de stenen bank staat in het Frans, ‘goud op snee’ een citaat van de architect, dat evengoed als motto van de ontwerper René Knip kan dienen: “Elke vorm die niet door de structuur is aangegeven, moet verworpen worden.” Het is Cuypers’ echo van een beroemd citaat van zijn Amerikaanse collega Sullivan: “Form follows function.” Knip laat bijna anderhalve eeuw later zien hoe dat nog steeds kan gelden.

 




max bruinsma